Gemeenschappelijk leerplan ICT eerste graad
Zijn jullie op zoek naar lesmateriaal voor het gemeenschappelijk leerplan ICT in de eerste graad? Dan is Informaticalessen jullie ideale cursus.
Met professionele video’s, leuke oefeningen en duidelijke theorie, kan Informaticalessen gebruikt worden door scholen die een apart lesuur hebben voor ICT én door scholen die ICT integreren in verschillende vakken.
Op deze pagina vinden jullie het leerplan ICT in de 1ste graad met de verwijzingen naar het bijbehorende lesmateriaal in deze cursus ICT.
Het leerplan van het Katholiek onderwijs (KOV afgekort) is het meest gedetailleerde en wordt daarom hier in dit overzicht als basis gebruikt.
Natuurlijk vind je onder elk doel de specifieke eindterm/leerplandoel van elke onderwijskoepel.
Inhoudsopgave
- 1 Digitale vaardigheden
- 1.1 Minimumdoelen, specifieke minimumdoelen of doelen die leiden naar BK
- 1.1.1 De leerlingen demonstreren basisvaardigheden bij het gebruik van digitale toepassingen.
- 1.1.2 De leerlingen navigeren functioneel op internet met een browser.
- 1.1.3 De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitaal te communiceren.
- 1.1.4 De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale inhouden te beheren aan de hand van een aangereikte structuur.
- 1.1.5 De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale inhouden te creëren.
- 1.2 Keuzedoelen
- 1.2.1 De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale teksten te creëren.
- 1.2.2 De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale presentaties te creëren.
- 1.2.3 De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om multimediabestanden te creëren.
- 1.2.4 De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale rekenbladen te creëren.
- 1.1 Minimumdoelen, specifieke minimumdoelen of doelen die leiden naar BK
- 2 Mediawijsheid
- 3 Computationeel denken
Digitale vaardigheden
Minimumdoelen, specifieke minimumdoelen of doelen die leiden naar BK
De leerlingen demonstreren basisvaardigheden bij het gebruik van digitale toepassingen.
KOV: LPD 1 | GO! + POV: /
Beheersingsniveau: Toepassen | Vaksuggesties: Meerdere vakken.
- Je hebt binnen programma’s en apps meerdere mogelijkheden om een cursor te verplaatsen of iets te selecteren. Afhankelijk van de toepassing of app gebruik je daarvoor toets- en muisbewerkingen of vingerbewegingen (gestures). Je kan ook navigeren in een document met schuifbalken. Om meer of minder details te zien kan je in- of uitzoomen. Leerlingen hebben in het basisonderwijs en thuis leren werken met digitale toestellen. Dat zijn niet noodzakelijk de toestellen die in de school aanwezig zijn. Je kan in het begin van het schooljaar starten met het aanleren van de basisbewerkingen om te navigeren of te selecteren op de gebruikte toestellen.
- Schoolafhankelijk
- Op websites en in toepassingsprogramma’s worden veelvuldig besturingselementen gebruikt om selecties te maken. Je leert de leerlingen het juiste gebruik van deze elementen kennen zodat ze doelgericht kunnen werken.
- Toepassingen wijzigen voortdurend, zeker online toepassingen. Je kan de leerlingen de hulpmiddelen die worden aangeboden leren gebruiken zodat ze kleine wijzigingen snel onder de knie krijgen. Je kan leerlingen laten leren van elkaar.
- Schoolafhankelijk
KOV: LPD 2 | GO! + POV: /
Beheersingsniveau: Toepassen | Vaksuggesties: Meerdere vakken.
- Functioneel navigeren op internet houdt in dat de leerlingen:
– niet klikken om te klikken maar eerst de informatie lezen en beoordelen;
– de navigatieknoppen gebruiken;
– weten hoe een URL is opgebouwd en een URL interpreteren en samenstellen;
– het verschil kennen tussen de adresbalk en het zoekvak van een zoekmachine;
– gericht informatie zoeken;
– beseffen dat alles wat ze doen op internet wordt bewaard en hun surfgeschiedenis opvragen en gebruiken;
– veelgebruikte websites bewaren in een favorietenlijst of via een snelle link in de browser;
– informatie zoeken met generatieve AI-systemen en dubbelchecken.
De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitaal te communiceren.
KOV: LPD 3; MD 04.01; BG 04.01; I-II-III-GFL: LPD 16 | GO! + POV: BV1 04.01; BG1 04.01
Beheersingsniveau: Begrijpen | Vaksuggesties: Meerdere vakken. (Bv.: ICT-project, Techniek, Wetenschappen & techniek, Natuur & ruimte)
- Basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitaal te communiceren zijn de elementen die nodig zijn om een systeem of toepassing functioneel te gebruiken zoals het opzetten van mondelinge of schriftelijke communicatie, het versturen en ontvangen van berichten naar een of meerdere personen, het versturen en ontvangen van berichten met bijlagen. Het is nog niet nodig om in te zetten op transfer tussen toepassingen.
- Schoolafhankelijk
- E-mail, van bijlages tot uitgaande server
- Je kiest voor meerdere actuele berichtsystemen om te communiceren.
Je kan de leerlingen zowel synchroon (bv. online meeting, chat) als asynchroon (berichtensysteem, sociale media, sms, email, blog, fora, websites) digitaal laten communiceren. Je kan hen laten communiceren met mensen, maar ook met diensten en systemen zoals generatieve AI-chatbots. Je houdt bij de keuze van een berichtensysteem rekening met de geldende leeftijdsvoorwaarden en GDPR-regelgeving.- Schoolafhankelijk
De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale inhouden te beheren aan de hand van een aangereikte structuur.
KOV: LPD 4; MD 04.03; BG 04.03; I-II-III-GFL: LPD 18 | GO! + POV: BV1 04.03; BG1 04.03
Beheersingsniveau: Toepassen | Vaksuggesties: Meerdere vakken. (Bv.: leesportfolio (online) aanmaken voor Nederlands)
- Je kan de leerlingen digitale inhouden leren beheren met behulp van informatiedragers zoals interne en externe opslag en met behulp van ordeningstechnieken zoals een mappenstructuur en ordening op thema.
- Basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale inhouden te beheren zijn de elementen die nodig zijn om een systeem of toepassing functioneel te gebruiken zoals navigeren in mappen en bestandenlijst, mappen en bestanden verplaatsen, kopiëren, van naam wijzigen en verwijderen, aanmaken van mappen volgens een aangereikte mappenstructuur, weergave van bestanden in mappen, zoeken en sorteren van bestanden in mappen. Je kan de leerlingen leren om digitale inhouden offline en online te beheren.
- Je kan de leerlingen laten oefenen op de opslagmedia die courant in de school gebruikt worden zoals OneDrive, Google Drive, Smartschool …
Je kan op een eenvoudige manier de werking van de cloud toelichten.
Binnen de school wordt er idealiter één opslagmedium gebruikt voor de bestanden van de leerlingen en/of leraren. Je maakt in dat geval best afspraken over de te gebruiken mappenstructuur en naamgevingen over vakken en projecten heen. - Besteed aandacht aan het maken van veiligheidskopieën (bv. reservekopie van de smartphone). Gegevens kunnen verloren gaan om verschillende redenen.
- Je kan de leerlingen laten nadenken over een zinvolle naamgeving van bestanden en mappen en de mate waarin die naamgeving bijdraagt aan een overzichtelijke structuur.
- Je kan aandacht besteden aan het interpreteren van bestandsaanduidingen, o.m. bestandsnaam, grootte, type, extensie, pictogram.
- In opbouw
- Extra: Je kan de leerlingen leren om mappen of bestanden te delen en accuraat de rechten voor het lezen en bewerken ervan in te stellen … Voor het delen van bestanden en mappen kan je Microsoft 365 of Google Workspace for Education gebruiken.
De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale inhouden te creëren.
KOV: LPD 5; MD 04.02; BG 04.02; I-II-III-GFL: LPD 17 | GO! + POV: BV1 04.02; BG1 04.01
- Bij het doelgericht creëren van digitale inhouden kan je de leerlingen leren werken met digitale toepassingen voor tekstverwerking, rekenbladen, presentaties, multimedia (bv. grafisch ontwerp, geluid/muziek, beeld/film) en programmeren. Je richt je daarvoor op de elementen die nodig zijn om die toepassingen functioneel te gebruiken.
- /
- Bij het creëren van teksten laat je de leerlingen focussen op basisfunctionaliteiten zoals tekenopmaak, eenvoudige alineaopmaak, eenvoudige paginaopmaak, symbolen en objecten (bv. beeld, tabel, grafische vorm, tekstvak), spellingcontrole en basisgebruik van stijlen.
- Bij het creëren van digitale rekenbladen leer je de leerlingen basisfunctionaliteiten zoals gegevens van verschillende types invoeren, selecteren, opmaken, eenvoudige formules of functies (bv. som, gemiddelde) gebruiken en kopiëren, eenvoudige grafieken maken.
- Bij het creëren van presentaties laat je de leerlingen focussen op basisfunctionaliteiten zoals het kiezen van een indeling afgestemd op de inhoud, het gebruiken en aanpassen van een ingebouwde opmaak, het integreren van multimediabestanden of -links. Je leert hen basisregels voor een goede en sobere presentatie (KISS-principe).
- Bij het creëren van multimediabestanden leer je de leerlingen werken met basisfunctionaliteiten zoals het aanpassen van bestandsgrootte, resolutie, formaat, kleur van een afbeelding en het opnemen en aanpassen van een video.
- Je kan de leerlingen digitale inhouden laten creëren met een offline toepassing of in de cloud.
- Je zorgt ervoor dat de leerlingen inzicht krijgen in de opbouw van de verschillende toepassingen. Het is niet de bedoeling hen ‘knoppen’ aan te leren.
- /
Keuzedoelen
De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale teksten te creëren.
KOV: LPD K1 | GO! + POV: /
Beheersingsniveau: Toepassen | Vaksuggesties: Meerdere vakken.
- Je leert de leerlingen het verschil tussen de Shift-toets en de Shift Lock- of Caps Lock-toets en courante tekens (@, € …) invoeren.
Bij het invoeren van de structuurelementen van een tekst is er aandacht voor de scheidingstekens. Je leert de leerlingen deze scheidingstekens invoeren en herkennen. De scheidingstekens zijn:
– spatie tussen woorden;
– zachte return (Shift + Enter) tussen zinnen in een alinea. Je start een nieuwe zin in een alinea op de volgende regel in de alinea;
– harde return (Enter) tussen twee alinea’s. Je start een nieuwe alinea;
– pagina-einde (Ctrl + Enter) tussen twee pagina’s. Je start een nieuwe pagina. - Je leert de leerlingen om niet onnodig op “Enter” of de “spatiebalk” te duwen. Er staat maar één enter tussen twee alinea’s. Wil je meer afstand tussen twee alinea’s, dan gebruik je witruimte. Wil je in het midden van een pagina stoppen met tekst invoeren en verder gaan op een volgende pagina, dan gebruik je een pagina-einde. Wil je een stuk tekst in het midden van een alinea plaatsen, dan centreer je die tekst.
- Bij het invoeren van objecten hebben de leerlingen aandacht voor de positie en grootte van het object.
Je duidt dat er een verschil is tussen de grootte van een afbeelding of foto binnen een document en de plaats die de afbeelding of foto inneemt op het opslagmedium. Het verkleinen van een afbeelding in een document, maakt de afbeelding niet kleiner in opslag.- Afbeeldingen invoegen en bewerken
- In opbouw
- Bij het creëren van teksten is er aandacht voor spellingcontrole.
Je leert de leerlingen te kopiëren met en zonder opmaak.
De leerlingen hanteren afgesproken normen bij het opmaken van documenten.- Spellingscontrole
- Tekstopmaak kopiëren en plakken.
- Schoolafhankelijk
- Extra: Je kan de leerlingen leren om stijlen eenvoudig aan te passen.
- Extra: Je kan de leerlingen leren om een eenvoudige inhoudsopgave te maken m.b.v. de stijlen.
De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale presentaties te creëren.
KOV: LPD K2 | GO! + POV: /
Beheersingsniveau: Toepassen | Vaksuggesties: Meerdere vakken.
- Je maakt op schoolniveau vuistregels en afspraken (bv. KISS-principe) over criteria waaraan een goede presentatie moet voldoen. Van de leerlingen wordt verwacht dat ze deze vuistregels en afspraken hanteren bij het maken van hun presentaties.
- Schoolafhankelijk
- Tips voor een geslaagde presentatie
- Je kan verschillende soorten van presentatietoepassingen gebruiken zoals PowerPoint, Google presentaties, MindMaps …
- Je leert de leerlingen de juiste (dia)-indeling(en) te kiezen voor de inhoud die ze willen opnemen in hun presentatie en een opmaak in functie van de doelgroep in te stellen. Je leert de leerling dat er een verschil is tussen de grootte van een afbeelding/foto binnen een presentatie en de plaats die de afbeelding/foto inneemt op het opslagmedium. Het verkleinen van een afbeelding in een document, maakt de afbeelding niet kleiner in opslag.
Je leert de leerlingen bij het uitvoeren van tekstwijzigingen te kopiëren met en zonder opmaak.
Bij het maken van presentaties is er aandacht voor spellingcontrole.
De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om multimediabestanden te creëren.
KOV: LPD K3 | GO! + POV: /
Beheersingsniveau: Toepassen | Vaksuggesties: Meerdere vakken.
- Zowel online als offline toepassingen kunnen hiervoor gebruikt worden. Kies voor gratis toepassingen zodat de leerlingen deze zonder extra kosten thuis kunnen gebruiken. Gebruik bij voorkeur andere toepassingen dan diegene die de leerlingen buiten de school hanteren om een gelijke beginsituatie voor iedereen te creëren.
- /
- Je kan de leerlingen hun vaardigheden in het bewerken van multimediale bestanden laten demonstreren.
De leerlingen gebruiken doelgericht basisfunctionaliteiten van toepassingen om digitale rekenbladen te creëren.
KOV: LPD K4 | GO! + POV: /
Beheersingsniveau: Toepassen | Vaksuggesties: Meerdere vakken. (Bv.: leesportfolio (online) aanmaken voor Nederlands)
- Je kan eenvoudige concrete probleemstellingen uitwerken die de leerlingen aanspreken. Analyseer eerst de probleemstelling alvorens aan de concrete uitwerking te beginnen.
Je kan voor het aanbrengen van nieuwe leerinhouden starten van bestaande werkmappen. Uiteindelijk moeten de leerlingen vertrekkend van een probleemstelling een rekenblad kunnen maken. - Leer de leerlingen het belang van het gebruiken van celadressen in formules begrijpen aan de hand van enkele concrete voorbeelden.
- Een werkblad opmaken is de laatste fase in het proces en ondergeschikt aan het invoeren van de juiste formules.
- Het is belangrijk dat de leerlingen grafieken kunnen lezen en analyseren. Leer de leerlingen de meest gebruikte grafiektypes kennen.
Mediawijsheid
Minimumdoelen, specifieke minimumdoelen of doelen die leiden naar BK
KOV: LPD 6; MD 04.04; I-II-III-GFL: LPD 19 | GO! + POV: BV1 04.04
- Het betreft ethische, sociale en legale regels zoals
– principes van privacy zoals het zich beveiligen, anoniem zijn op het wereldwijde web;
– principes van auteursrecht zoals gebruik van eigen of andermans werk, rechtenvrij werk;
– principes van portretrecht;
– nettiquette. - Je leert de leerlingen de regels aan. Stilstaan bij het belang van de regels en de context waarbinnen ze worden toegepast, helpt hen om die regels te respecteren. Je kan de leerlingen bij opdrachten of toepassingen attenderen op het respecteren van de regels. Zo kan je leerlingen bv.
– wijzen op de intellectuele, communicatieve en sociale mogelijkheden van de nieuwe media op technologisch en menselijk vlak;
– voorbeelden geven van goed mediagebruik waarbij de regels gerespecteerd worden. Je kan ze voor zichzelf laten nagaan of hun eigen mediagedrag verantwoord is;
– attent maken op het omgaan met sociale media platformen en mogelijke risico’s zoals online pesten, grooming, sexting en phishing. Je kan hen de instanties leren kennen waar ze hulp kunnen zoeken.
Computationeel denken
Minimumdoelen, specifieke minimumdoelen of doelen die leiden naar BK
De leerlingen beschrijven bouwstenen van een digitaal systeem.
KOV: LPD 7; MD 04.05 | GO! + POV: /
Beheersingsniveau: Begrijpen | Vaksuggesties: Meerdere vakken. (Bv.: ICT-project, Techniek, Wetenschappen & techniek, Natuur & ruimte)
- Je kan de werking van het informatieverwerkend systeem illustreren met actuele voorbeelden: eenvoudige computer, smartphone, koffiemachine, broodrooster, automatische deuren van een supermarkt, slimme verkeerslichten, zoekmachine, automatische nummerplaatherkenning… Je kan uitleggen wat de invoer en uitvoer is, hoe de verwerking verloopt en of er opslag is.
- Je leert de leerlingen begrijpen dat een informatieverwerkend systeem bestaat uit hardware en software waarbij de hardware bestaat uit de fysieke componenten terwijl de software de instructies voorziet die worden uitgevoerd door het systeem. Beide werken samen in het informatieverwerkend proces voor het zenden (versturen), verwerken, ontvangen en opslaan van de informatie in de vorm van bits.
- Je kan aangeven dat alle informatie moet worden omgezet naar bits zodat ze kan worden verwerkt door de computer. Je duidt de begrippen bit en byte en leert de leerlingen de grootordes te rangschikken en een inschatting te maken van de grootte van een digitaal medium.
- Je leert de leerlingen actuele hardware en software herkennen. Aanvullend kan je actuele hardware klasseren onder invoer, verwerking, uitvoer. Het verschil tussen besturingssystemen en toepassingsprogramma’s kan je illustreren aan de hand van actuele voorbeelden van beide. Je kan aandacht besteden aan het feit dat als leerlingen de software gekoppeld aan een dataformaat niet op hun computersysteem hebben geïnstalleerd, ze een bestand in dat dataformaat ook niet kunnen openen. Als je aandacht besteedt aan dataformaten, beperk je je best tot actuele dataformaten en leg je een link tussen dataformaat, extensie, pictogram en toepassing.
- Voor de realisatie van dit leerplandoel kan je gebruik maken van een computer-, software- of game-advertentie. Het is niet de bedoeling dat je ingaat op historische, technische of commerciële aspecten.
- In opbouw
- Extra: Je kan de leerlingen een basiskennis van netwerken aanleren zoals modem, router 4/5G, Wifi, Bluetooth, airdrop, hotspot, bekabeling.
De leerlingen ontwerpen doelgericht een digitaal en niet-digitaal algoritme volgens de principes van computationeel denken en debuggen het.
KOV: LPD 8; MD 04.05 | GO! + POV: BV1 04.05
Beheersingsniveau: Analyseren | Vaksuggesties: Meerdere vakken. (Bv.: ICT-project, Wiskunde, Techniek, Wetenschappen & techniek, Natuur & ruimte)
- Om efficiënt algoritmes te ontwerpen worden controlestructuren toegepast. De controlestructuren zijn: opeenvolging, keuze, herhaling.
- Voor digitale algoritmes wordt, bij voorkeur, gebruik gemaakt van een grafische programmeertaal zoals Scratch, Blockly.
- Je leert de leerlingen de verschillende stappen in het oplossen van een (deel)probleem continu toepassen bij het oplossen van problemen, nl. probleemdefinitie, analyse, algoritme, (programma), testen, documenteren en bijsturen. Je laat de leerlingen best meerdere algoritmes analyseren om de meest effectieve en efficiënte oplossing voor een probleem te bepalen.
- Besteed aandacht aan het gegeven dat de computer de instructies van het algoritme of programma letterlijk uitvoert zoals ze gegeven zijn. De opsteller is dus verantwoordelijk als de computer een fout maakt.
- In opbouw
- Er zijn verschillende manieren om een algoritme te representeren zoals pseudocode, Nassi–Shneiderman diagram, flowchart.
- Maak werk van een opbouw in het aanbrengen van computationeel denken en besteed aandacht aan de concepten van computationeel denken:
– een algoritme veralgemenen zodat het ook op andere problemen kan toegepast worden (abstractie);
– tot de kern van de zaak komen en alle overbodigheden weglaten (abstractie);
– een taak opdelen in kleinere taken (decompositie);
– een lange lijst met opdrachten opdelen in subcategorieën (decompositie);
– zoeken naar stukjes gelijke code, leert hen hoe ze hun algoritme kunnen verfijnen waarbij die code bv. maar één keer voorkomt (patroonherkenning). - Er zijn meerdere sites met goede praktijkvoorbeelden voor unplugged algoritmes.
- In opbouw
Informaticalessen blijft de evolutie en vernieuwing van het secundair onderwijs op de voet volgen.
Heb je het gevoel dat er over een bepaald lesdoel inhoud ontbreekt, contacteer ons dan gerust. We helpen je graag verder.